De volgende gedichten schreef ik in de loop van 2009. Het relaas van een onbeantwoorde liefde. Enkele gedichten (over veroudering en dood) zijn al veel eerder geschreven maar kregen ook een plekje in deze bundel.
1.
dat ene moment
als ik het kon terugspoelen
dan had ik enkel nog dat ene
zo zot vol zin in meer van hetzelfde
verslaafd aan de simpele schoonheid
van een zichzelf schrijvend scenario
de perfecte imperfectie tot leven gebracht
veel beter dan de beste film
want dat ene moment
was echt
2.
In het oog van Storme
glanzen verwoed
de tranen verworden
tot glimmende stille vijvers
fonkelende diepdonkere bronnen
bruisende vruchten
karbonkels uit
zonnige bolsters gebarsten
In het oog van Storme
dansen woest
verstrengeld aan de wervel
eeuwig, nu en nooit
op een slappe koord
de wind vanachter
altijd rechtdoor
zo’n vurig wild veulen
op springen speels
doet het de muzen zingen
Als het oog sluit
slaat Storme wild woordend toe
en laat me proestend achter 3.
sterven is
de weg naar eerbied
het ultieme ja
aan de eeuwigheid
geen einde
geen begin
want de cirkel is rond
was rond
en zal het altijd zijn
hoe kort je ook bestond
al van voor je werd geboren
ben je deel van het geheel
alles is alles
niets gaat verloren
zelfs dood kan leven
niet verstoren
4.
manifesto
wat kan zijn is buiten bereik in de gedoofde zon
het zit in de dode hoek
ligt in het bed ongespreid
het huis nooit gebouwd
in de lucht bij de tien vogels die blijven vliegen
uit de hand
nooit gelopen als voorzien
in het water gevallen
voor ons oog wat is
achter ons oog wat kan zijn
een fijne grens
de droom ontspint weeft haar web
is meester
wie beheerst er wat zich achter zijn oog bevindt
zacht de kaarten schudt
en wat kan zijn listig verbeeldt
je onbewaakt je rede steelt
uitlegt zonder woorden wat je ongewild verwacht
vergeet de wens
verzegel de grens
ja jij bent meester van wat is
geen droom geen fluisterend hart geen lustig duister dier
dat luistert toch blijf je dapper wakker je bestaan de baas
maar laat je gaan en de wil wint
geen mens is enkel baas
wie wint van zichzelf betaalt de prijs
verleg de grens en laat je wil binnen
overwin de angst niet te winnen
en je wint levenslang
wat niet is kan nog komen
wat is een mens als hij niet meer mag dromen
5.
de zeven zeeën der zotheid
je lacht in je
slaap je
dronken droom
mijn armen om je heen ben ik
een halve grinnik waard
ik hoor je
niet te missen misschien zo dicht
op je huid
op zoek naar je warmte
veilig omgedraaid en omgekeerd gerugd
de deur nog op een kier in het halfduister
mijn lege hongerige handen liggen verslagen
boven de lakens
dit gebeurt keer op keer nooit geleerd meer willen teveel
niet weten wat te doen te laten
want hoe wek je wie slaap veinst
in deze klucht zoekt de gekluisterde zot zichzelf
wachtend op wat al is
brengt geen zucht verlichting
lachen, blijven lachen
morgen kus ik je wakker kijk ik je dapper in de ogen
pik geen halve grinnik meer geen gespeelde slaap
maar de nacht ontzenuwt
tempert klaarlichte vragen
verzonken in deze vage droom draai ik om en om
op de tast naar houvast voel ik je zacht
maar niets dat onzekerder is dan
jij naast me in dit veel te grote bed onder de roos
we zijn er echter toch echt zeker
slapen wakend de slaap der schuldigen
samen in dezelfde wankele boot
doorkruisen rug aan rug de zeven zeeën der zotheid
en terug
6.
ik heb je niet nodig
slechts het verlangen het streven naar meer de drijfveer
mezelf te ontgroeien
te boeien te verbazen
nee niemand definieert mij meer
laat me toch naakt zijn
mijn waarde aan de kaak
geraakt worden onbeschermd
door spiegels allerhande
ziel noch zot zal mij verleiden
de tijd alleen mag begeleiden
ach dwaze gedachten gaan toch uit de bocht
de bedachte plot nog mooier dan de echte
getooid met spanning, kleur en soundtrack naar wens
voel vlieg val naïef
verkocht blijf ik mezelf bedriegen
wilde dromen met je delen
het gedroomde spel tot leven spelen
wat houdt ons tegen
geluk bestaat in eenzaamheid
maar echt alleen met meer dan één
gedeelde tover overleeft waar geen voorwaarde waarde heeft
7.
Grafrede
Ik rijd het lege land voorbij
zwarte raven zwermen
de zon zinkt op deze koude avond wenkt de zilte verte
en oude dromen rollen scherp
trillen achter vermoeide ogen
geen hand om vast te houden
nog zoeken is zinloos
en geloven lukt niet
Ik rijd het lege land voorbij
zwarte raven zwermen
de zon zinkt op deze koude avond wenkt de zilte verte
en oude dromen rollen scherp
trillen achter vermoeide ogen
geen hand om vast te houden
nog zoeken is zinloos
en geloven lukt niet
nooit meer
blindelings bedrogen
rijd ik achteloos de dag uit de nacht in
over de Styx terug naar Niemendal
waar geen waterlander wacht
8.
tijd
ik neem tijd
begrijpe wie begrijpen kan
het leven ledigt tergend traag de zandloper
in mijn handen
grijp ik het ongrijpbare
ik raak het kwijt
verstrooid in de ruimte
in de verdomde glazen bol
gistend zanddeeg
geslepen geesten sneden de tijd in gelijke stukken
dagen, maanden, jaren
het ongrijpbare snijden moest mislukken
zoute tranen
zoete zonden
zorgeloze uren ten spijt
niets blijft duren in eeuwigheid
van zand naar glas naar scherf naar zand
zeven mijlen
woestijnen tijd
zeeën tijd
almaar meer
teveel tijd
maar nooit overschot
ik neem tijd
proef wat bleef kleven
aan de trog
spijt maakt dat het bitter smaakt
morgen maak ik beter nog
9.
reflectie
ik schrijf je onder
verpletter je tegen de wand klad je vol
bevuil je met vuige woorden
verwens je in de spiegel beslagen met mijn hete adem
beste vriend
in rode lipstick
kijk me aan en verhul eindelijk eerlijk
strak in je vette letterpak zeg
hoe ik je veracht
bespottelijk gemakkelijke
zielige sukkel
nooit iets nieuws onder jouw zon
wie doet wie de das om
gooit de regel domweg
op zijn kop de gulden druppel
het is erover
of erop
TNT
de schater en de vloek gaan hand in hand
in het land van nu of nooit
ik proef met smaak de kaas rond de gaten
stel liever geen vragen schuif twijfels en goesting
koud aan de kant in de hoek
wijs wijselijk elke verwachting de deur
want wat wil ik nog meer
dit is eerlijk heerlijk
gekheid het lot te tarten
snoer mijn onzalige zotte zieltje dus de mond
verman me verban het verlangen verleng de lont
nog een keer
bedolven onder de T en T
zo meteen ontplof ik dan mag jij
ergens tussen de brokken
mijn hart gaan zoeken
je vindt het wel
je naam staat erop.
Leda’s moordvers
ze haalde uit
zijn mond de woorden
legde ze op het puntje van zijn tong
overgelopen
vuil zwart vol hart
beet zijn adamsappel stuk verdriet
bloedige bekentenissen sijpelden uit zijn hals gedropen
zo de zwaan zijn laatste liedje zong
woeste hoogten
woeste hoogten
ik hoor ze zingen
hun echo glanst in je donkere blik
we vinden geen stilte om mee te beginnen
elk zijn demonen elk zijn gebrek
we denken te delen
elkaar te kennen
maar mijlen van afstand
als rollende golven
meedogenloos claimen ze al wat ons bindt
ontkenning verzuipt onze eigenste plek
verdrink maar niet zelf in je koppige branding
ook jij hoort het zingen
vaart blind op de klip
gezworen te redden al wie jou ontreddert
een mens kan wel goed zijn maar dus ook goed gek13.
gebed
het midden van de leegte
mijn duisterste doemdonker
tot mezelf gedwongen
de woestijn dringt ruisend binnen
elke korrel voel ik
elke porie gepolijst
en de pijn dijt uit naar buiten tot heel ver weg
de eenzame eenvoud verstomt de razernij
tijd omzwachtelt
mijn lijden verzacht
en ik zet de duivel buitenspel
deze lijn is geen grens
hij bakent het middelste af wat nog komt
en tussen ons
gezwegen
beluisterd en ontkend
verdeelt geen woorden
van zeker naar misschien
de spanning erin verbindt
werkpuntjes en hebbedingen
voor goed
tot de eerste regen
het achtste wonder
je zegt zoveel
ik hoor van alles
je houdt me vast zonder handen
geeft me meer met minder
je kruidige stuifmeel kruipt onder mijn huid
we raken kant noch wal zo zalig in het midden
blijven zitten kom niet dichterbij
hou de boot in balans
onze woorden komen samen vormen ze bruggen
rozenranken ze reiken elkaar geurende kluwen van ver
verborgen verlangen in verzen
in kleur ontvouwen zomaar open en bloot
gedachten vervlochten vol zon en belofte
uitbundig schuift deze drijvende tuin
een prachtig geheim tussen ons in
we zeggen waarschijnlijk teveel
het grote geheim deelt zich mee in de stilte
in het ritme van het reiken het drijven het geuren
zuiver en simpel als honing en brood
zo zwijgen we een tijdje
en de hele wereld spitst zijn oren
ondenkbare dingen staan te gebeuren
je vreet me levend op
rijt me open
drinkt mijn binnenste en
wroet gulzig door hart en nieren
met bebloede snuit
eerlijk het doet pijn
maar je vindt me zo
uitzinnig zoet
zo lekker
het uur van het beest
bedankt om me vragen
voor deze laatste dodelijke dans
ik had dit foute feestje voor geen goud willen missen.
haar handen zijn veranderd
het zijn boeken
hun bladvingers generfd gebonden gerimpelde bundels
van geaderd dun papier
vaal van kleur van rug tot rug het verhaal gekerfd tussen de lijnen
langs palm en plooi
vandaag moeten de boeken sluiten
hun omslag gekreukt gewrongen door de loop der dingen des levens
elke plotwending bedwongen en
de geur van woorden
zoals toen
jaren geleden in de tijd gelezen en goedgekeurd
de levenslijn is uitgebeiteld
zie zonder spatie spijt
haar oude vrouwenhanden ze laten los
en ze bladert terug naar af
Geen opmerkingen:
Een reactie posten